F.A. Schaeffer, Genesis in ruimte & tijd, [1974], 17 Dezelfde komt voor in Jes 6:8 ... De Bijbelse leer van de Drieeëenheid komt duidelijk naar voren in het Nieuwe Testament, maar voor verdere bewijzen van de Drieëenheid in het Oude Testament, zie Genesis 11:7, Jesaja 6:8; 44:6 en 48:16
, [], Whether a divine person is sent only by the person whence He proceeds eternally?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [46]Nadert gijlieden tot Mij, hoort dit: [47]Ik heb [48]van den beginne niet in het verborgene gesproken, [maar] van dien tijd af, [49]dat het geschied is, ben Ik daar; en nu, de Heere HEERE, en Zijn Geest [50]heeft Mij gezonden. 46. Dit spreekt de profeet tot de Joden, hen tot zich roepende om hen meer en meer te versterken en te bevestigen in hetgeen hij hun tevoren verkondigd heeft. 47. Alsof de profeet zeide: Ik heb ulieden niet verzwegen van zulks als mij de Heere bevolen heeft u te verkondigen; maar ik heb het u al tezamen klaarlijk en duidelijk te kennen gegeven. 48. Hebreeuws, van het hoofd. 49. Dat is, dat het de Heere mij geopenbaard heeft. Anders: dat het daar geweest is, ben ik, of was ik, dat is, ik heb met vlijt en naarstigheid op mijn profetisch ambt gepast; zie hfdst.21 vs.8. 50. Dewijl ik een afgezant ben van onzen groten God, zo behoorde men mij te horen en geloof te geven.